Verzorging
Ervaring: De volgende soorten zijn geschikt voor beginners: zebravink, Japans meeuwtje, oranjekaakje, bandvink en zilverbekje. Voor de andere prachtvinken is er ervaring met volière vogels nodig.
Voedsel: zaden(tropisch zaden mengsel), eivoer/krachtvoer, pallets, groenvoer, trosgierst (niet te veel in 1 keer), insecten, maagkiezel en grit
Waterbak: ja
Water verversen: dagelijks
Voeding: De voeding verschilt per soort, alle soorten die onder deze groep (Estrildidea) vallen mogen het bovenstaande. Het verschil is dat onder andere de nigrita soorten(bosastrilden) en de parmoptilla soorten (mierenpikkers) en nog een aantal andere voorkeur voor insecten hebben. De insecten kunt u levend, gedroogd of uit de vriezer geven. Insecten uit de vriezer moeten ontdooit zijn bij het voeren.
Mocht u er voor kiezen om zaden te geven, dan word er geadviseerd om er ook pallets bij te doen. De vogels eten namelijk selectief, waardoor ze een tekort aan bepaalde voedingsstoffen kunnen krijgen. Van trosgierst mogen ze niet te veel krijgen, omdat dit dikmakend is. Maagkiezel is nodig voor het verteren van de zaden (ze eten hier niet veel van. Bied het aan, de vogels eten zelf hoeveel ze nodig hebben.). Grit bevat mineralen die de vogels ook nodig zijn om gezond te kunnen blijven. Het eivoer moet 2 tot 3 keer per week geven worden in kleine porties. Mochten de dieren eieren gaan leggen is het nodig om vaker eivoer te geven als ondersteuning.
Schoonmaak:
Vervang dagelijks het water.
Hoevaak u het verblijf moet schoonmaken, ligt aan de grootte van het verblijf en de hoeveelheid vogels. Maak de zitstok schoon, ververs de bodembedekking volledig en maak het waterbakje goed schoon.
Hanteren: Mocht u de vogel hanteren dan is het belangrijk dat u tijdens het vangen rustig blijft. Voor het vangen zelf word aangeraden om een netje met een korte steel te gebruiken of een theedoek. Zodra u de vogel beet heeft is het belangrijk om de vogel bij het kopje voorzichtig beet te houden met duim en wijsvinger of middelvinger en wijsvinger en de rug van de vogel in uw handpalm te houden. Bedek de borst en buik van het dier niet, dan kan deze oververhit raken. Hou het dier niet op de kop of op zijn rug.
|